Regisseur

Pippo Delbono

De voorstellingen van de Italiaanse theatermaker Pippo Delbono zijn uitbundige, carnavaleske vieringen van het leven en van de dood; voor hem twee kanten van dezelfde medaille.

Hij doet dat op zijn Italiaans, met invloeden van de Commedia dell’arte en de films van Fellini. Het is theater dat hoogst onconventioneel is en waarmee hij al jaren een cultstatus geniet in eigen land en ver daarbuiten. In Parijs bijvoorbeeld wordt zijn werk in lange series opgevoerd, waarbij soms gevochten wordt om de laatste plaatsen. In redelijk schril contrast tot Nederland, waar zijn voorstellingen slechts mondjesmaat te zien zijn.

Delbono werd driemaal uitgenodigd op het Festival van Avignon. Hij kreeg een lange reeks belangrijke theaterprijzen, waaronder de Europe Prize for New Theatrical Realities. In 1987 maakte Delbono zijn eerste voorstelling. Pina Bausch was bij de repetities. Later zou Delbono meedansen in één van haar voorstellingen. Begin jaren ’80 richtte hij zijn eigen gezelschap op, waarmee hij tot op de dag van vandaag zijn voorstellingen maakt. Hij doet dat met een opmerkelijke groep mensen: professionele acteurs en mensen die hij, soms letterlijk, van de straat haalt. Zoals Bobò, een doofstomme man met een verstandelijke handicap; Gianluca, die het syndroom van Down heeft; de dakloze Nelson en de vluchteling Fadel.

Samen opereren ze als een theaterfamilie. Het hoort bij Delbono’s kunst, die opereert op het snijvlak van theater en het echte leven. Dat geeft zijn voorstellingen altijd vanzelf een politieke lading – de echte wereld wordt het theater binnengehaald. Soms reageert Delbono ook direct op de actualiteit. Voor zijn film Vangelo trok hij naar een Italiaans vluchtelingenkamp om de verhalen van de vluchtelingen te registreren.

‘Ik zou nooit een voorstelling kunnen maken die niet door mijn leven besmet was’ – Pippo Delbono